Coromandel

Donderdag 20 maart

We hebben goed geslapen, wat een heerlijk bed. We maken ons eigen vertrouwde ontbijt en worden langzaam wakker. Het is gisteravond behoorlijk laat geworden, we hebben nog laat zitten skypen met Nicole en Myrna. Vandaag gaan we de Coromandel Peninsula verkennen. 
Eerst naar Coromandel Town, niet over de highway maar dwars over het schiereiland over de bergen. Dit is een gravelroad, een stuk korter, bovendien vinden we het niet leuk om dezelfde weg heen en terug te rijden, we besluiten terug wel over de highway te rijden want dan kunnen we nog langs de supermarkt in Whitianga. 
De gravelroad is zeker een stuk van 25 km en we komen bijna niemand tegen. Uitsluitend wat autochtone kiwi’s en die zijn in hun dikke 4wheeldrive’s gewend met hoge snelheid te rijden en verwachten eigenlijk geen toeristen in tegengestelde richting, dus regelmatig moeten wij en zij vol in de remmen. Op gravelroads heb je drie sporen en de middelste wordt door beide voertuigen gebruikt, dus het passeren moet wat omzichtig gebeuren. Dus eerst flink remmen, de ABS houdt dan grip op de gravel en dan even passen en meten om elkaar voorbij te rijden. Het blijft dus goed opletten. Cormandel is een oud mijnwerkers stadje, het is kleiner dan we hadden verwacht maar wel gezellig. Ooit ontstaan tijdens de goldrush, toont het plaatsje nog steeds de sfeer van weleer met zijn oude gevels, het leven is hier nog steeds heel kalm en ontspannen. We zitten gewoon een tijdje op een bankje in het park en kijken naar de verrichtingen van de autochtonen want toeristen zijn hier nauwelijks, iedereen doet zijn boodschap en staat daarna oeverloos lang met elkaar te kletsen. 
Net buiten Coromandel staat een ambachtelijke werkplaats waar nog steeds goud machinaal aan erts wordt onttrokken, deze 100 jaar oude machine werkt nog perfect en wordt aangedreven door het grootste nog werkende waterrad van New Zealand. Erg lucratief is de goudwinning niet gezien de erbarmelijke staat van de werkplaats, het meeste geld wordt verdiend aan de toeristen die met een zeef in de rivier naar goud zoeken, wat ze echt niet gaan vinden. De weg naar het noorden van het schiereiland is weer zo’n weg met veel te veel mooie uitzichten, het is maar goed dat er weinig mogelijkheden zijn om te stoppen langs de weg anders komen we voor donker niet meer thuis. 
Colville Bay
Deze weg houdt bij Colville op, althans vanaf daar zijn geen verharde wegen meer, wie nog verder wil moet over gravelroads rijden. Na Colville zijn er zelfs geen winkels meer. Dus de mainstore in de hoofdstraat verkoopt dan ook alles! We picknicken in de Colville Bay, zwemmen kunnen we niet, niet eens pootje baden want het is eb de zee is alleen in de verte te zien, maar een mooie baai is het wel. Het is al half vier als we besluiten om naar huis terug te gaan. De enige weg terug is weer via Coromandel en vandaar kunnen we dan de highway naar Whitianga nemen. Daar dus even een tussenstop bij de supermarkt en dan nog drie kwartier tot Cooks Beach. 
Cooks Beach is zo genoemd omdat dit de baai is waar kapitein Cook in 1769 de Britse vlag op New Zealands bodem hees en het gebied namens koning George III opeiste. Dus eigenlijk logeren we op gewijde grond maar we komen er niet achter waar captain Cook nou precies die vlag geprikt heeft. Thuis de normale beslommeringen, het vlees moet nog gemarineerd worden dus we kunnen eerst uitrusten van de lange rit. Maar dan is het plotseling donker en moet het vlees nog op de barbecue. Een buitenlamp hebben we niet dan maar weer vlees roosteren met een zaklampje en binnen opeten, ach dat hebben we ook al vaker gedaan. Het hoort wel een beetje bij ons soort vakanties en we eten er zeker niet minder om! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten