op weg naar Rotorua

Zondag 16 maart


Lusi lijkt voorbij te zijn, het waait nog wel maar de ergste storm is over en de zon schijnt weer volop. We kunnen zelfs buiten ontbijten. We zetten de stoelen en ligbedden weer op hun plaats en trekken optimistisch onze korte broek weer aan. Het plan was om door Te Urewera National Park naar Rotoiti te rijden, dit park ligt erg afgelegen en is niet gemakkelijk toegankelijk, daarom is er veel van de inheemse flora en fauna van het park bewaard gebleven. Te Urewera NP bevat een grote hoeveelheid van inheemse bosvogels. Het is wel een paar uur om maar volgens onze reisadviseur beslist de moeite waard. Helaas is de weg door het park onverhard en door de zware regenval van dit weekend moeilijk begaanbaar, onze lage Toyota is daar zeker niet geschikt voor. We weten dat er een aantal te doorwaden plaatsen in de route zitten en we willen niet riskeren dat we vast komen te zitten en nemen toch maar de veilige route via Taupo. Dit is de oude coach route van meer dan 150 km, waar langs men vroeger met paard en koets van Napier naar Taupo en vice versa trok. 
Taupo
Het eerste uur wisselt de zon af met wat regen (soms zelfs tegelijk) maar dan verdwijnt de zon en regent het bij vlagen bijzonder hard. Het is een mooie route maar het zou een stuk vrolijker zijn met wat zon erbij, dit is vast nog een gevolg van Lusi. Onderweg komen we geen plaatsen tegen enkel een hotel of wegrestaurantje voor de reizigers en het vrachtverkeer. We rijden grotendeels op een vulkanisch plateau op zo’n 750 m hoogte, waar het te koud is voor de land- en veeteelt maar waar op grote schaal bosbouw wordt gepleegd voor de houtproductie. Hier groeit door de hoogte en de koude uitsluitend de Radiata Pine, een snelgroeiende naaldboom met dikke rechte stammen. In Taupo stoppen we voor een wandeling langs het meer, maar net als we de zwarte zwanen staan te bewonderen komt de regen weer met bakken uit de lucht komt vallen. Jammer, het is een prachtig meer. Dan maar ergens binnen koffie drinken en verder rijden naar Rotoiti. Hoe dichter we bij Rotorua komen hoe meer het gaat stinken naar rotte eieren, heel de omgeving is vergeven van de zwaveldampen. Dit gebied is een caldera, een vulkanische kratermond en overal om ons heen zien we rook- en stoompluimen opstijgen. De weg naar de B&B in Rotoiti is moeilijk te vinden, de enige toegang tot ons logeeradres is over een onverharde “private road”. 
De hele toegangsweg is behoorlijk modderig en glibberig geworden door de zware regens. Over de 3 km lange weg spring telkens de traction control van onze auto aan en als we remmen zoekt de ABS voor ons de grip op het modderpad. We bedenken ons dat het maar goed is dat we geen 99 km over een onverharde weg door Te Urewera NP zijn gereden. (hadden we de Mazda van thuis maar mee kunnen nemen, dan zouden we het wel aangedurfd hebben). Dit keer krijgen we een slaapkamer bij Kiwi’s in huis. We slapen op de bovenste verdieping met uitzicht op het Lake Rotoiti. We krijgen nauwelijks de kans om onze koffers uit te pakken want we moeten gelijk mee naar beneden om koffie te drinken bij hen in de woonkamer. Een zelfgebakken muffin erbij en dan worden we uitgehoord over ons leven thuis voordat we uitgebreide informatie krijgen over wat te doen in Rotorua. Zijn alle Kiwi’s van die spraakwatervallen of alleen degene die een B&B beheren? Met tuitende oren en een hoofd vol informatie trekken we ons terug op onze slaapkamer waar we een wijntje drinken en kijken naar de regen op het meer. Gelukkig schijnt aan de horizon de zon op het meer. We rijden weer 20 km. terug naar Rotorua voor de dichtstbijzijnde restaurants en komen terecht bij Fat Dog, ons aangeraden door onze hosts Graeme en Raewyn of beter gezegd onze hospita’s. Het is een eetcafé waar je veel en vet kunt eten, de porties zijn zo groot dat wij ons bord niet leeg krijgen, maar de gebakken vis in NZ bierbeslag was heerlijk. Rotorua is ’s avonds op een paar restaurants na helemaal uitgestorven, dus wij banen ons een weg terug door de zwaveldampen en glibberen weer 3 km naar onze slaapkamer. “Thuis” gekomen worden we opgewacht door Raewyn die wil weten waar en wat we gegeten hebben en ons vervolgens welterusten wenst. Ze heeft alvast onze gordijnen gesloten toen wij weg waren. Het is pas half tien, nog geen tijd om te slapen. We sluipen nog één keer de trap af twee verdiepingen naar beneden om een glaasje witte wijn en een biertje uit onze eigen voorraad te halen, op de begane grond hebben wij een plankje hebben gekregen in de enige koelkast van het huis. Gelukkig dit keer zijn we niet betrapt. Komt Raewyn ons straks nog een nachtzoentje geven?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten